Schrijf een verhaal waaruit blijkt dat de humor op de straat ligt: dat is de opdracht van mijn schrijfcursus. Grappig genoeg, moest ik meteen ook letterlijk aan onze straat denken. Vooral aan alle mensen die ik daar tijdens onze dagelijkse wandelingen tegen kom.
Sinds de kleine man er is, staat wandelen praktisch elke dag op de agenda. De peuter geniet ervan om in zijn wandelwagen of vanop mijn rug naar de omgeving te kijken. Dan steekt hij zijn kleine wijsvinger in de lucht naar elke voetganger die voorbijkomt en zegt luid ‘broembroem’ tegen alle voertuigen. (Ook tegen de mensen in een rolstoel, dat is iets minder.) Wandelen in ‘de Limburg’ betekent trouwens een vriendelijke glimlach of goeiedag van elke voorbijganger en niet zelden stoppen deze mensen om een praatje te maken.
Sinds de kleine man er is, staat wandelen praktisch elke dag op de agenda. De peuter geniet ervan om in zijn wandelwagen of vanop mijn rug naar de omgeving te kijken. Dan steekt hij zijn kleine wijsvinger in de lucht naar elke voetganger die voorbijkomt en zegt luid ‘broembroem’ tegen alle voertuigen. (Ook tegen de mensen in een rolstoel, dat is iets minder.) Wandelen in ‘de Limburg’ betekent trouwens een vriendelijke glimlach of goeiedag van elke voorbijganger en niet zelden stoppen deze mensen om een praatje te maken.
Onlangs hebben we de meest interessante man ontmoet: een kale, praatgrage veertiger. Ik vermoed dat hij net iets te veel gedronken had, want hij deed nogal familiair voor een eerste ontmoeting. Toen hij vroeg naar de naam van mijn zoontje zei ik wel drie keer “Ian”, maar hij bleef erop staan om hem Liam te noemen. “Liam, goh, wat een mooie naam.” Ik gaf het op en liet hem maar doen. Hij was toch zo dronken dat hij de dag erna niemands naam nog zou weten.
“Blijkbaar zijn we buren”, vertelde hij ons. “Jullie wonen in het huis op de hoek van de straat? Waar de Hollander vroeger woonde?” Mijn man, die tijdens dit gesprek naast me stond, antwoordde bevestigend. Buren noemt hij ons. Wel grappig, want hij woont op het einde van onze straat. Maar in deze streek is blijkbaar iedereen die binnen een straal van een kilometer woont buren van elkaar.
Dat mocht ik een tijdje geleden al ondervinden toen een andere praatgrage ‘buur’ (die twee straten verderop woont) me opbelde om me uit te nodigen voor een bezoek aan zijn nieuwe meubelzaak. Ik lag toen net lekker in bad tijdens het zeldzame uurtje voor mezelf en had helemaal geen zin in verkoopspraatjes, ook niet van sympathieke veel te familiaire bijna-buren. Dus wimpelde ik hem zo snel mogelijk af. Wat nog altijd in een telefoongesprek van zestien minuten resulteerde over het beroep van mijn man en mijn zoontje dat veel te snel groot zal zijn.
Een paar jaar geleden woonden we nog in de provincie Antwerpen. Dit is dus een hele cultuurshock voor mij. Laat anderen maar lachen met de Limburgers, ik heb me nog nooit zo goed gevoeld als hier. De mensen zijn hier gewoonweg verfrissend vriendelijk. (Misschien soms een beetje te vriendelijk, dat geef ik toe.) Maar in onze vroegere woonplaats hadden we onze buren nog niet herkend wanneer die happend naar adem in de goot zouden liggen. Dan heb ik het liever zo.
Later die week kwam ik de kalende, praatgrage veertiger nogmaals tegen. De naam van onze kleine zoon wist hij inderdaad niet meer. “Ah, dag Brigitte!” zei hij. “Het is Ann”, verbeterde ik hem. De naam van de mevrouw wist hij dus blijkbaar ook niet meer. Een dooddoener voor iemand die het apprecieert als mensen haar naam goed onthouden (en schrijven). Ons tweede gesprek heeft bijgevolg niet zo lang geduurd. Ik vond hem sympathieker toen hij gedronken had.
Wie we ook geregeld treffen, is een oudere man met een te grote snor en een veel te klein hondje. Van de praatgrage buur weet ik dat dit hondje tweeduizend euro gekost heeft. Wablieft? Toen hij dat vertelde, glimlachte en knikte ik alleen maar. Ik wist echt niet hoe reageren. Wat mij betreft, is een dier pas een hond als het tot aan mijn knieën (of toch minstens voorbij mijn enkels) komt. Laat staan dat ik duizenden euro’s zou betalen voor een huisdier. De oudere man begreep mijn neutrale reactie blijkbaar als interesse en begon over de vlekken op de pels van het hondje te praten (deze zie je beter als hij pas gewassen is) (uhuh) en over zijn vorige al even dure hondje. Dit was toch wel één van de minst interessante gespreksonderwerpen ooit.
Dan is er nog de hele vriendelijke oude mevrouw. Ik geloof dat ze al in de tachtig is. Ze ziet er niet meer jong uit (lees: ze heeft zo veel rimpels als een pasgeboren shar-pei), maar haar geest is dat volgens mij wel. Altijd als ik haar zie, vertelt ze weer een stukje van haar levensverhaal of praat ze over haar achterkleinkind dat bijna geboren moet worden. Steeds met het enthousiasme van een geboren verhalenverteller. De eerste keer dat ik haar zag trouwens, stelde ze zichzelf voor als de eigenares van het huis met de groene brievenbus. Naar die brievenbus ben ik dus nog altijd op zoek.
Ook kom ik al eens een ouder koppel tegen; zij gaan geregeld wandelen met hun kleinzoontjes. Deze zomer kruisten onze wegen elkaar toen we op de nabijgelegen heide naar de grazende koeien gingen kijken. Ik hoorde de grootmoeder vertellen over de bijzondere pels van de koeien en hoe ze helemaal uit Schotland naar hier gekomen zijn. Vol bewondering luisterden de twee blonde kleinzonen naar hun wijze oma. De week erna stonden mijn man en ik bij diezelfde koeien. “Komen die nu echt uit Schotland?” vroeg ik hem. “Natuurlijk niet.”
Soms gebeurt het zelfs dat er van wandelen weinig in huis komt. Als onze buurman in zijn tuin aan het werken is bijvoorbeeld. Die buurman heeft vroeger in ons huis gewoond. Blijkbaar is dat een vrijgeleide om commentaar te leveren op onze tuin en hoe wij hem vooral niet onderhouden zoals hij dat vroeger deed. Verder is het best een goede man. Mijn tactiek is gewoon: knikken en zo snel mogelijk van onderwerp veranderen. That always does the trick! Gelukkig maar.
Maar de buren die ons het nauwst aan het hart liggen, zijn toch wel de overburen. Het gezin met de twee tieners en de moeder die onze asociale kat komt verzorgen als wij op reis zijn. (Wat best vaak is de laatste tijd.) Met haar kan ik echt heel lang praten. Meestal eindigt (of begint, het is maar hoe je het bekijkt) een ontmoeting met een tas thee in de zetel of tijdens de zomer met een glaasje water op het terras. Ik ben wel blij dat onze gesprekken meestal op hun domein plaatsvinden. Sporadisch steekt ze de straat al eens over, maar om de één of andere reden is mijn huis dan telkens een puinhoop. (Waarschijnlijk omdat ik niet zo’n beste huisvrouw ben. Oeps.)
Dit waren ze dan: mijn ‘buren’. De ene woont al wat verder dan de andere, maar het zijn stuk voor stuk bijzondere mensen. En ze maken onze wandelingen toch net dat tikkeltje interessanter!
“Blijkbaar zijn we buren”, vertelde hij ons. “Jullie wonen in het huis op de hoek van de straat? Waar de Hollander vroeger woonde?” Mijn man, die tijdens dit gesprek naast me stond, antwoordde bevestigend. Buren noemt hij ons. Wel grappig, want hij woont op het einde van onze straat. Maar in deze streek is blijkbaar iedereen die binnen een straal van een kilometer woont buren van elkaar.
Dat mocht ik een tijdje geleden al ondervinden toen een andere praatgrage ‘buur’ (die twee straten verderop woont) me opbelde om me uit te nodigen voor een bezoek aan zijn nieuwe meubelzaak. Ik lag toen net lekker in bad tijdens het zeldzame uurtje voor mezelf en had helemaal geen zin in verkoopspraatjes, ook niet van sympathieke veel te familiaire bijna-buren. Dus wimpelde ik hem zo snel mogelijk af. Wat nog altijd in een telefoongesprek van zestien minuten resulteerde over het beroep van mijn man en mijn zoontje dat veel te snel groot zal zijn.
Een paar jaar geleden woonden we nog in de provincie Antwerpen. Dit is dus een hele cultuurshock voor mij. Laat anderen maar lachen met de Limburgers, ik heb me nog nooit zo goed gevoeld als hier. De mensen zijn hier gewoonweg verfrissend vriendelijk. (Misschien soms een beetje te vriendelijk, dat geef ik toe.) Maar in onze vroegere woonplaats hadden we onze buren nog niet herkend wanneer die happend naar adem in de goot zouden liggen. Dan heb ik het liever zo.
Later die week kwam ik de kalende, praatgrage veertiger nogmaals tegen. De naam van onze kleine zoon wist hij inderdaad niet meer. “Ah, dag Brigitte!” zei hij. “Het is Ann”, verbeterde ik hem. De naam van de mevrouw wist hij dus blijkbaar ook niet meer. Een dooddoener voor iemand die het apprecieert als mensen haar naam goed onthouden (en schrijven). Ons tweede gesprek heeft bijgevolg niet zo lang geduurd. Ik vond hem sympathieker toen hij gedronken had.
Wie we ook geregeld treffen, is een oudere man met een te grote snor en een veel te klein hondje. Van de praatgrage buur weet ik dat dit hondje tweeduizend euro gekost heeft. Wablieft? Toen hij dat vertelde, glimlachte en knikte ik alleen maar. Ik wist echt niet hoe reageren. Wat mij betreft, is een dier pas een hond als het tot aan mijn knieën (of toch minstens voorbij mijn enkels) komt. Laat staan dat ik duizenden euro’s zou betalen voor een huisdier. De oudere man begreep mijn neutrale reactie blijkbaar als interesse en begon over de vlekken op de pels van het hondje te praten (deze zie je beter als hij pas gewassen is) (uhuh) en over zijn vorige al even dure hondje. Dit was toch wel één van de minst interessante gespreksonderwerpen ooit.
Dan is er nog de hele vriendelijke oude mevrouw. Ik geloof dat ze al in de tachtig is. Ze ziet er niet meer jong uit (lees: ze heeft zo veel rimpels als een pasgeboren shar-pei), maar haar geest is dat volgens mij wel. Altijd als ik haar zie, vertelt ze weer een stukje van haar levensverhaal of praat ze over haar achterkleinkind dat bijna geboren moet worden. Steeds met het enthousiasme van een geboren verhalenverteller. De eerste keer dat ik haar zag trouwens, stelde ze zichzelf voor als de eigenares van het huis met de groene brievenbus. Naar die brievenbus ben ik dus nog altijd op zoek.
Ook kom ik al eens een ouder koppel tegen; zij gaan geregeld wandelen met hun kleinzoontjes. Deze zomer kruisten onze wegen elkaar toen we op de nabijgelegen heide naar de grazende koeien gingen kijken. Ik hoorde de grootmoeder vertellen over de bijzondere pels van de koeien en hoe ze helemaal uit Schotland naar hier gekomen zijn. Vol bewondering luisterden de twee blonde kleinzonen naar hun wijze oma. De week erna stonden mijn man en ik bij diezelfde koeien. “Komen die nu echt uit Schotland?” vroeg ik hem. “Natuurlijk niet.”
Soms gebeurt het zelfs dat er van wandelen weinig in huis komt. Als onze buurman in zijn tuin aan het werken is bijvoorbeeld. Die buurman heeft vroeger in ons huis gewoond. Blijkbaar is dat een vrijgeleide om commentaar te leveren op onze tuin en hoe wij hem vooral niet onderhouden zoals hij dat vroeger deed. Verder is het best een goede man. Mijn tactiek is gewoon: knikken en zo snel mogelijk van onderwerp veranderen. That always does the trick! Gelukkig maar.
Maar de buren die ons het nauwst aan het hart liggen, zijn toch wel de overburen. Het gezin met de twee tieners en de moeder die onze asociale kat komt verzorgen als wij op reis zijn. (Wat best vaak is de laatste tijd.) Met haar kan ik echt heel lang praten. Meestal eindigt (of begint, het is maar hoe je het bekijkt) een ontmoeting met een tas thee in de zetel of tijdens de zomer met een glaasje water op het terras. Ik ben wel blij dat onze gesprekken meestal op hun domein plaatsvinden. Sporadisch steekt ze de straat al eens over, maar om de één of andere reden is mijn huis dan telkens een puinhoop. (Waarschijnlijk omdat ik niet zo’n beste huisvrouw ben. Oeps.)
Dit waren ze dan: mijn ‘buren’. De ene woont al wat verder dan de andere, maar het zijn stuk voor stuk bijzondere mensen. En ze maken onze wandelingen toch net dat tikkeltje interessanter!
8 reacties:
Welkom in Limburg ;)
Wij wonen ook in een straat waar we elkaar zeker groeten en soms eens een babbeltje slaan. Jaarlijks is er ook een BBQ en er wordt overwogen om een nieuwjaarsborrel te organiseren. Maar we lopen elkaars deur niet plat, wat ik prima vind, ik ben nogal gesteld op mijn rust.
Speciale exemplaren, die zitten er hier ook zeker tussen.. :)
Ik heb net een uitnodiging voor een brunch en wandeling in de bus gekregen :-) Ga jij naar die BBQ? Ik ben eigenlijk nog nooit naar zo'n 'buurtgebeuren' geweest, misschien toch eens doen?
Haha, ik heb best wel moeten lachen met jouw buurverhalen!
Joepie, opdracht gelukt dan :-)
Een goed in zijn opzet geslaagd stukje: ik heb behoorlijk vaak moeten lachen!
En... Ik weet niet of dat ook onderdeel van de opzet was, maar... ik zou bijna willen verhuizen naar 'de Limuburg'! 'Verfrissende vriendelijke mensen' klinkt toch wel heel aanlokkelijk.
Het klinkt gezellig! En fijn dat je door het wandelen bijzondere ontmoetingen hebt.
Huisvlijt
Dankjewel Sunny, fijn complimentje :-)
Oh ja, het is niet mijn bedoeling om mensen naar 'de Limburg' te lokken, maar ik denk dat jij hier wel goed zou aarden :-)
Een reactie posten